Ondergrondse biodiversiteit
Ondergrondse biodiversiteit
De biodiversiteit in de bodem bestaat onder andere uit microflora (zoals bacteriën en schimmels) en fauna (zoals aaltjes, mijten en wormen). De organismen in het bodemvoedselweb leveren de nutriënten, breken het organisch materiaal af en dragen bij aan een goede bodemstructuur. Bodembiodiversiteit levert dus belangrijke ecosysteemdiensten.
Het bodemleven is afhankelijk van grondsoort en bodemgebruik. Zo bevat de bodem in grasland veel verschillende wormen, terwijl in de bodem waar jarenlang mais op geteeld is, bijna geen meer. In jonge kalkrijke kleigrond zitten veel bacteriën, die organisch materiaal makkelijk en snel kunnen afbreken. Schimmels zetten in zure boszandgronden organisch materiaal om in humus.
Op sommige plekken in de bodem bevindt zich een hoge concentratie organismen: biologische hotspots genoemd. Deze bevinden zich bij de wortels, waar veel organismen actief zijn vanwege de uitgescheiden wortelsappen en het afsterven van worteldelen. Voedsel- en zuurstofrijke wormengangen, net onder de graszode en waar bemest is, zijn plekken met een hoge concentratie van bodemleven.
Bodemvoedselweb
Bodemorganismen maken deel uit van een voedselketen: het bodemvoedselweb. Onderaan deze keten staan de schimmels en bacteriën. Zij eten dood en/of levend plantenmateriaal. Bodemorganismen (zoals protozoën, springstaarten, mijten, aaltjes) voeden zich met schimmels en/of bacteriën. Daarnaast eten potwormen en regenwormen ook dode plantenresten. Aan de top van het bodemvoedselweb staan predatoren zoals aaltjes, springstaarten en mijten, die andere soorten aaltjes, springstaarten en mijten eten. Iedere groep organismen heeft een andere functie in de bodem.

Bacteriën en Schimmels
Praten we over het ‘gezond’ maken van de bodem, dan praten we veelal over bestrijding van ziekten en plagen. Realiseert u zich dat we ons bij bestrijding richten op alle bacteriën en schimmels. Terwijl slechts 2% tot 5% schadelijke varianten zijn. De andere 95% is juist gunstig en kan bijdragen aan de balans en het herstel.
Schimmels
Schimmels vormen draden waarmee ze tussen bodemdeeltjes doorgroeien en dragen zo bij aan het aan elkaar kitten van bodemdeeltjes (aggregaatvorming). In tegenstelling tot bacteriën zijn schimmels in staat koolstofrijk organisch materiaal af te breken. Mycorrhizaschimmels leven in symbiose met plantenwortels. De plant levert energie aan de schimmel, en in ruil daarvoor levert de schimmel voedingsstoffen en water aan de plant. Met behulp van mycorrhizaschimmels kunnen planten een veel groter bodemvolume gebruiken voor de opname van bijvoorbeeld fosfaat. Ook kunnen mycorrhiza’s bijdragen aan ziektewerendheid. Vooral op schrale gronden hebben planten en mycorrhiza’s baat bij samenwerking.
Bacteriën
Door hun grote aantallen vormen bacteriën in veel gronden de grootste biomassa aan bodemleven. Bacteriën voeden zich met makkelijk afbreekbare organische stof. Ze zijn vervolgens prooi voor verschillende jagers die hoger staan in het bodemvoedselweb. Hierbij worden nutriënten vastgelegd en vrijgemaakt.
RegenWormen
Wormen zijn bacterie-eters en in staat een enorme bijdrage te leveren aan de structuur van de grond. Daarnaast leveren wormen door hun activiteiten (eten, voortbewegen) een schat aan voedingsstoffen voor de plant. Cruciaal om de motor (bodem) te laten draaien. Zijn we ons bewust wat zij doen? In dit filmpje is de rol van regenwormen en andere bodembeestjes te zien.
Regenwormen hebben een positief effect op gewasopbrengst: ze vergroten die gemiddeld met 25%, en met name bij beperkte stikstofbemesting. Regenwormen stimuleren gewasgroei en bacteriën en schimmels doordat ze organisch materiaal afbreken.
Regenwormen worden onderverdeeld in drie functionele groepen: bodembewoners, strooiselbewoners en pendelaars. Strooiselbewoners leven dicht bij de oppervlakte en zetten plantenresten en mest om. Ze dragen weinig bij aan de bodemstructuur. Pendelaars graven blijvende verticale gangen in de bouwvoor en dragen daarmee bij aan goede waterinfiltratie en zuurstofvoorziening. Bodembewoners eten zich door de grond en dragen zo bij aan een goede bodemstructuur. Ze komen zelden aan de oppervlakte. Regenwormen hebben baat bij een voldoende vochtige grond en voldoende voedsel.

Aaltjes
Aaltjes (nematoden) kunnen worden ingedeeld aan de hand van de voornaamste voedselbron: plantenetende aaltjes, bacterie-eters, schimmeleters, roofaaltjes (die zich voeden met andere aaltjes en protozoën) en alleseters. Plantenetende aaltjes kunnen schade toebrengen aan gewassen. Daar kunnen maatregelen tegen genomen worden, bijvoorbeeld een voldoende ruime vruchtwisseling. Andere aaltjes dragen juist bij aan ziektewerendheid.